- vermogen
- vermogen1{{/term}}〈het〉1 [rijkdom, bezit] fortune 〈v.〉2 [capaciteit] puissance 〈v.〉3 [macht, kracht] pouvoir 〈m.〉♦voorbeelden:1 het eigen vermogen • 〈m.b.t. iemand〉 la fortune personnelle; 〈m.b.t. bedrijf〉 les fonds propresdat kost een vermogen • cela coûte une fortunenaar vermogen bijdragen • contribuer selon ses moyens2 het vermogen van een machine • la puissance d'une machineeffectief vermogen • rendement utileelektrisch vermogen • puissance électriquehet nuttig vermogen • le rendementeen vermogen van 60 pk • une puissance de 60 CV3 naar mijn beste vermogen • de mon mieuxde verstandelijke vermogens • les facultés intellectuellesboven iemands vermogen gaan • dépasser les forces de qn.doen wat in zijn vermogen is • faire tout son possiblehet vermogen om te denken • la faculté de penserhaar vermogen tot relativeren • sa capacité de relativiser————————vermogen2{{/term}}〈overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ God vermag alles • Dieu est tout-puissantde medische wetenschap vermag hier niets • la médecine est impuissante face à ce maltegen hem vermag ik niets • je suis impuissant face à lui
Deens-Russisch woordenboek. 2015.